Fotogalerij: adolescenten literatuur

 

Adolescentenromans zijn geschreven voor wat oudere jongeren. Ze zitten eigenlijk een beetje tussen de jeugdboeken en de volwassen romans in. We gaan dit jaar één adolescentenroman lezen. Er is een lijst met titels waar je uit moet kiezen. Je haalt het boek zelf uit de bibliotheek. Eigenlijk zijn alle D-boeken goed. Vind je het een moeilijk boek? Bereid je dan voor door recensies of uittreksels te lezen. Die kunnen je helpen het boek beter te begrijpen.

 

 

 

adolescentenliteratuur titel 1

  1. Begin je verslag met een foto van de voorkant en plak de flaptekst ernaast. Leg uit waarom je voor dit boek hebt gekozen. Wat sprak je aan? Beschrijf wat je op de voorkant ziet en leg uit wat de voorkant te maken heeft met het verhaal.

  2. Een schrijver maakt voortdurend keuzes. Eén van de keuzes die een schrijver moet maken is de keuze voor het perspectief. Bij wie ligt in dit boek het perspectief? Is het een ik-perspectief, een hij/zij-perspectief , een wisselend perspectief ( meerdere hoofdpersonen)of heb je te maken een alwetende verteller?
  3. Wie is de hoofdpersoon in jouw verhaal? Geef eens een korte beschrijving van de hoofdpersoon.Wat is het probleem van de hoofdpersoon? Hoe probeert de hoofdpersoon het probleem op te lossen? Of hoe gaat hij met het probleem om? Verandert je hoofdpersoon ook in de loop van het verhaal? Leg uit.
  4. Bijfiguren kunnen we onderverdelen in medespelers (wel belangrijk voor het verhaal) en figuranten (niet belangrijk voor het verhaal). Wie zijn de belangrijkste medespelers in jouw verhaal? Waarom zijn zij belangrijk voor het verloop van het verhaal?
  5. Een schrijver kan een verhaal op verschillende manieren spannend maken. Zie ook theorie die je gebruikt hebt bij de literaire thriller. Geef een uitgebreide beschrijving hoe en welke truc de schrijver van jouw boek gebruikt. Geef voorbeelden uit je boek.
  6. In welke (historische) tijd speelt jouw verhaal zich af? Noem drie gebeurtenissen in het verhaal die je in een verhaal uit een andere tijd niet gauw zou tegenkomen. Leg uit waarom dat anders is.
  7. Hoeveel tijd verloopt er in jouw verhaal? Maakt de schrijver gebruik van tijdsprongen of van de truc van de vertraging? Leg je antwoord uit met voorbeelden.
  8. De meeste verhalen hebben een algemeen opbouwschema (zie theorie). Heeft jouw verhaal ook zo’n volgorde? Zo niet, welke volgorde is er dan gebruikt? Beschrijf de volgorde van jouw boek in steekwoorden. Gebruik het volgende schema:

Beginsituatie -> ontstaan probleem -> steeds meer moeilijkheden -> dieptepunt -> langzame verbetering -> oplossing/einde

  1. Heeft jouw boek een gesloten (happy/ droevig) einde of een open einde?
  2. Wat heeft de titel met het boek te maken en wat vind je eigenlijk van het boek? Hoe uitgebreider je eigen mening, toegelicht met argumenten en voorbeelden, hoe beter.