Fotogalerij: adolescentenliteratuur 2

adolescentenliteratuur titel 2

Adolescentenromans zijn geschreven voor wat oudere jongeren. Ze zitten eigenlijk een beetje tussen de jeugdboeken en de volwassen romans in. We gaan dit jaar één adolescentenroman lezen. Er is een lijst met titels waar je uit kunt kiezen. Je haalt het boek zelf uit de bibliotheek. Eigenlijk zijn alle D-boeken goed. Vind je het een moeilijk boek? Bereid je dan voor door recensies of uittreksels te lezen. Die kunnen je helpen het boek beter te begrijpen.

Voor deze opdracht mag je kiezen. Je maakt een verslag of een vlog van deze opdrachten. .

Maak je een verslag? Kopieer fragmenten netjes en laat duidelijk zien bij welke vraag welk fragment hoort. Kies korte fragmenten en geen hele bladzijdes.

Maak je een vlog? Dan zoek je een fragment op in je boek waar je over vertelt. Let op: niet te veel voorlezen, vooral vertellen!

 

  1. Begin je verslag met een foto van de voorkant en plak de flaptekst ernaast. Leg uit waarom je voor dit boek hebt gekozen. Wat sprak je aan? Beschrijf wat je op de voorkant ziet en leg uit wat de voorkant te maken heeft met het verhaal.
  2. Heb je een realistisch of niet-realistisch verhaal gelezen? Kopieer een fragment waarin dat duidelijk wordt.
  3. ' Van lezen word je een beter mens. Wie leest, verplaatst zich automatisch in de leef- en denkwereld van een ander. Je ontwikkelt zo een groter inlevingsvermogen.' Dit is een uitspraak van een hoogleraar in de letterkunde. Kon jij je inleven in je de leef- en denkwereld van je hoofdpersoon? Wie is je hoofdpersoon en op welke momenten leefde jij met hem of haar mee? 
  4. In welke (historische) tijd speelt jouw verhaal zich af? Kopieer een fragment waarin dat duidelijk wordt.
  5. Waar(ter wereld) speelt jouw verhaal zich af. Kopieer een fragment waarin dat duidelijk wordt.
  6. Er zitten in een verhaal altijd een paar cruciale momenten. De hoofdpersoon komt voor keuzes te staan. Kopieer een fragment waarin de hoofdpersoon voor zo’n keuze komt te staan. Wat vind je van zijn keuze? Had de hoofdpersoon ook een andere keuze kunnen maken? Welke keuze had jij gemaakt?
  7. Een schrijver probeert altijd een bepaalde spanning op te bouwen. Soms gebruikt hij een enge omgeving, of komen de personages in een gevaarlijke situatie terecht. Een andere manier is om als schrijver dingen niet gelijk te vertellen, maar informatie te verzwijgen. Pas later in het verhaal wordt duidelijk wat er gebeurd is.

Een voorbeeld: ‘Sanne weet dat ze niet meer terug kan. Nu niet meer. Ze probeert het verschrikkelijke beeld in  haar hoofd weg te duwen. Maar telkens ziet ze wat er met Roy is gebeurd.’

Zoek een fragment in je boek waarin je als lezer nieuwsgierig wordt gemaakt, omdat er informatie voor jou wordt verzwegen.

   8.Heb je te maken met een gesloten of een open einde? Beschrijf het einde kort.          Wat vind je van dit verhaaleinde?

   9.Tot slot zoek je het fragment op wat jou het meest heeft ontroerd, geraakt, aan het nadenken heeft gezet, etc. Leg uit wat het fragment met je heeft gedaan en hoe dat komt.